Prognosemodel referentieniveaus

Prognosemodel referentieniveaus

Wil je weten hoeveel leerlingen op weg zijn naar het behalen van de referentieniveaus op de doorstroomtoets? Met de prognoses in Focus PO krijg je hier direct zicht op. Ontdek hoe onze voorspellingen jouw school helpen om ambities waar te maken.

Waarom een prognose?

Om de eindresultaten (OR1) te sturen, is het belangrijk om te weten hoeveel leerlingen op weg zijn naar het behalen van de referentieniveaus op de doorstroomtoets. Daarvoor geeft Focus PO prognoses. Op basis van de toetsresultaten van een groep, leerjaar of school wordt berekend hoeveel procent van de leerlingen op weg is naar 1F of naar 1S/2F. Focus PO doet dit niet alleen voor rekenen, lezen en taalverzorging apart, maar ook voor de combinatie van deze vakken. Dit is de zogeheten RLT-mix.

‘Op weg naar’ zegt wat je kunt verwachten als de doorstroomtoets die medio groep 8 wordt afgenomen. Dit is een ander gegeven dan een uitslag van een volgtoets. Voorbeeld 1: een leerling in groep 7 die op een rekentoets niveau 1F heeft behaald, kan volgens Focus PO op weg zijn naar 1F op de doorstroomtoets. Zijn niveau is (nog) niet hoog genoeg om 1S te gaan behalen. Voorbeeld 2: een leerling in groep 4 die nog geen referentieniveau heeft behaald, kan al wel op weg zijn naar 1S. Zijn niveau is op het toetsmoment hoog genoeg om 1S op de doorstroomtoets te gaan behalen.

De prognosepercentages zijn essentiële sturingsinformatie over de doorstroomtoets. Op de resultaten van deze toets beoordeelt de Inspectie van het Onderwijs of de resultaten voor rekenen, lezen en taalverzorging voldoende zijn (OR1). In Focus PO kun je het percentage leerlingen dat op weg is naar de referentieniveaus vergelijken met het landelijk gemiddelde binnen je eigen schoolwegingsgroep. Voor de RLT-mix kun je deze prognoses ook vergelijken met de landelijke gemiddelden (1F en 1S/2F) voor de drie vakken samen en de signaleringswaarde. Als een school met Focus PO werkt, is het mogelijk de prognosepercentages te vergelijken met de ambities van de school.

Hoe werkt het prognosemodel?

Focus PO bepaalt voor elke leerling op basis van zijn vix-score naar welk referentieniveau op weg is op de doorstroomtoets. Hiervoor wordt een prognosemodel gebruikt dat gebaseerd is op de officiële cijfers van het CvTE. Het model is toets-overstijgend en vertaalt, anders dan de toetsaanbieders zelf, de doorstroomtoets terug naar de volgtoetsen. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van de prognose, omdat de doorstroomtoets onafhankelijk is (en onder regie staat van het CvTE).

Het prognosemodel bestaat uit drempelwaarden (uitgedrukt in vix-scores). Bijvoorbeeld: ligt de vix-score van een leerling voor een rekentoets boven de 1F-drempel (maar onder de 1S-drempel), dan wordt hij meegeteld bij het aantal leerlingen op weg naar 1F. Heeft hij de 1S-drempel behaald, dan telt hij mee voor zowel 1F als 1S. Met behulp van deze drempels kan voor een leerjaar, bouw of school worden berekend welk percentage leerlingen op weg is naar een referentieniveau op de doorstroomtoets.

De drempelwaarden voor de referentieniveaus in rekenen, lezen en taalverzorging vormen het hart van het prognosemodel. De ontwikkelingen rondom de volg- en doorstroomtoetsen worden nauwgezet gevolgd. Na de doorstroomtoets van 2025 zal het prognosemodel van Focus PO worden geëvalueerd en verfijnd door middel van een statistische analyse. De prognose zal dan nog beter worden afgestemd op toekomstige doorstroomtoetsen.

Waardoor zijn er verschillen tussen de prognoses en de doorstroomtoets?

Om te beginnen is het van belang te realiseren dat een prognose voor het behalen van een referentieniveau op de doorstroomtoets geen garantie is. Resultaten van leerlingen zijn namelijk niet statisch, maar bewegen door de tijd heen op en neer. De prognose duidt een verwachte trend aan op basis van de meest recente resultaten op volgtoetsen. Deze trend wordt bepaald aan de hand van het prognosemodel in Focus PO. Dit model is adequaat en wordt aangescherpt als blijkt dat dat nodig is. Dat is het geval wanneer er nieuwe landelijke cijfers over de meest recente afname van de doorstroomtoets beschikbaar komen.

Op leerjaar- en groepsniveau kunnen er verschillen zijn tussen de prognoses en de resultaten op de doorstroomtoets. Dat wordt veroorzaakt door een van onderstaande zaken:

1. Individuele variaties

Niemand presteert door de tijd heen op exact hetzelfde niveau; er zijn altijd fluctuaties. Een leerling kan op een volgtoets dus hoger of lager scoren dan op de doorstroomtoets, bijvoorbeeld door wisselingen in motivatie of concentratie.

2. Onderwijs

Niet alleen individuele variaties, ook het onderwijs zelf kan verschillen tussen prognoses en resultaten op de doorstroomtoets veroorzaken. Als er voorafgaand aan de afname van de doorstroomtoets extra wordt geoefend, of – in het omgekeerde geval – er sprake is van onrust of lesuitval, dan kunnen de verschillen groter worden.

3. Getalsmatige vervormingen

Prognoses voor de doorstroomtoets worden in percentages uitgedrukt. Neemt aantal leerlingen waarover het percentage wordt berekend af? Dan wordt het procentuele verschil groter. Bestaat een groep bijvoorbeeld uit 20 leerlingen, dan maakt één leerling 5% verschil. Verschillen tussen prognoses en resultaten op de doorstroomtoets kunnen dus groter lijken dan ze in werkelijkheid zijn.

4. Verschillende doorstroomtoetsen

Het prognosemodel in Focus PO is gebaseerd op landelijke cijfers van de zes doorstroomtoetsen, die onderling verschillen in afname- en meetprocedure. Deze realiteit dwingt ons om een prognosemodel te hanteren dat op deze verschillen inspeelt. Daartoe doen wij zelf diepgaand statistisch onderzoek. Op basis van de inzichten uit dit onderzoek is een prognosemodel ontwikkeld dat ’the best of all worlds’ genoemd kan worden en ook zoveel mogelijk rekening houdt met de gekozen doorstroomtoets.

5. Verschillen tussen volgtoetsen en de doorstroomtoets

Toetsaanbieders maken zelf hun normen. Op basis van dit normenstelsel wordt de vix-score berekend die bepalend is voor de prognose voor de doorstroomtoets. Volgtoetsen en de doorstroomtoets staan los van elkaar en tussen beide bestaan discrepanties.

6. Leerlingen die zijn uitgesloten, worden niet uit de berekening gehaald

Leerlingen die de doorstroomtoets niet maken, moeten uit de prognoseberekeningen worden gehaald. Als dat niet gebeurt, ontstaat een verkeerd beeld. Leerlingen die in ParnasSys zijn geregistreerd als ‘uitgesloten voor de doorstroomtoets’ worden in Focus PO automatisch uit de prognoseberekeningen gehaald. Scholen die ESIS gebruiken, kunnen de uitgesloten leerlingen in Focus PO registreren.

6. Leerlingen zijn tegen een verkeerde normgroep afgezet

De score van een leerling die een toets op een lager niveau doet, moet worden afgezet tegen de norm van het leerjaar waarin hij zit. Zodoende wordt het werkelijke leerresultaat zichtbaar. Als dit niet gebeurt – de score wordt dus afgezet tegen een te lage leerjaarnorm – zie je een onwerkelijk hoog resultaat. Dit is soms het geval voor de toetsen van Diataal en Boom. Dit beïnvloedt de prognose in Focus PO META. Het is dus van belang dat elke leerling in de digitale omgevingen van genoemde toetsaanbieders tegen de juiste leerjaarnorm worden afgezet. Vanzelfsprekend geldt dit ook voor de omgekeerde situatie: een leerling op een hoger niveau moet worden vergeleken met de eigen leerjaarnorm.