De zes uitgangspunten

De zes uitgangspunten

Focus PO is gebaseerd op de denk- en werkwijze van Opbrengstgericht Passend Onderwijs. Deze denk- en werkwijze heeft als doel om het (primair) onderwijs voor iedereen die er werkt behapbaar en betekenisvol te houden (of te maken). Het bestaat uit zes onderwijskundige uitgangspunten die met of zonder Focus PO kunnen worden toegepast. Vrijwel elk onderwijsconcept kan hiermee samengaan.

Van eind naar begin

Met welk doel wordt onderwijs passend gemaakt?
Het antwoord op die vraag is: om een beoogd resultaat te bereiken. Daarom stelt elke basisschool schoolambities vast voor in elk geval rekenen, lezen en taalverzorging. De hoogte van de schoolambities wordt ingegeven door schoolweging, door specifieke kenmerken van de leerlingpopulatie of door een onderwijskundige visie. Schoolambities worden periodiek vergeleken met resultaten op school- en groepsniveau. Van eind naar begin wordt ook individueel ingevuld: dat wat een leerling aan leervaardigheid in huis heeft. Deze inschatting kan worden vergeleken met een individueel resultaat. Tot slot geldt van eind naar begin ook nog voor de cruciale leerdoelen uit de leerlijnen; dit zijn de leerstofinhoudelijke eindpunten.

School > groep > leerling

Waarom zou de leerling het uitgangspunt moeten zijn van passend onderwijs?
Vanuit het oogpunt van de behapbaarheid is het logischer om de grootste onderwijskundige eenheid, het schoolaanbod, op de voorgrond te plaatsen. De eerste stap is dan ook om dit aanbod passend te maken op de leerlingpopulatie en de schoolambities die worden nagestreefd. Dit wordt het gangbare schoolbeleid, vastgelegd in een kwaliteitskaart of onderwijsplan. De tweede stap betreft een eventuele aanpassing daarvan op een groep. Dit is aangepast schoolbeleid. De derde stap tenslotte, is de selectie van leerlingen voor wie nog verdere aanpassingen nodig zijn. Voor deze leerlingen spreken we over uitzonderlijk schoolbeleid.

Overeenkomsten in onderwijsbehoeften

Welke argumenten zijn er om onderwijs op basis van overeenkomsten in onderwijsbehoeften te legitimeren?
Op nummer één staat de meerwaarde ervan. Immers, in groepen leren leerlingen van en met elkaar. Ze leren van elkaars leerstrategieën, ze leren samenwerken en de sociale cohesie wordt bevorderd. Het tweede en derde argument gaan uit van het idee dat het tegenovergestelde – geïndividualiseerd onderwijs – niet mogelijk en niet nodig is. Niet mogelijk, omdat de instructiekwaliteit omlaaggaat met als gevolg: lagere opbrengsten. Niet nodig, omdat het huidige onderwijs kwalitatief zo hoogwaardig en gevarieerd is dat vrijwel elke leerling hiervan leert en passend onderwijs geniet.

De middenmoot als vertrekpunt

Waarop wordt het onderwijs passend gemaakt? Of: wat is het ijkpunt?
Met groepsgewijs onderwijs als uitgangspunt, is dat de middenmoot. Dit is de middelste zestig procent van een leerlingpopulatie of groep. Het kan zijn dat de middenmoot hoger of lager ligt dan de landelijke middenmoot waarop lesmethodes zijn gebouwd. Leerkrachten zullen dan ervaren dat ze te veel leerlingen structureel extra moeten ondersteunen of uitdagen. In dat geval is het zaak om het onderwijsaanbod aan die middengroep aan te passen. Dat kan structureel of incidenteel. Na een eventuele aanpassing voor de middengroep volgen dan de aanpassingen voor de leerlingen die zich de leerstof sneller respectievelijk langzamer eigen maken.

Eerst convergent, dan divergent

Welke manieren zijn er om in te spelen op verschillen tussen leerlingen?
Het zijn er twee: convergente en divergente differentiatie. De eerste gaat altijd vooraf aan de tweede. Van convergente differentiatie is sprake als een leerkracht met alle leerlingen eenzelfde leerdoel nastreeft en daarbij die didactische aanpakken toepast: de basis-, de verrijkte en de geïntensiveerde aanpak. De leerlingen worden dus gegroepeerd op basis van onderwijsbehoeften. Bij divergente differentiatie bevinden leerlingen zich op verschillende punten in de leerlijn; ze werken op hetzelfde moment aan verschillende leerdoelen. Convergente differentiatie is het beste differentiatiemodel voor de normaal en langzamer lerende leerlingen. Sneller lerende leerlingen hebben het meeste baat bij divergente differentiatie, versnellen dus.

Respons op de leerroute

Waaraan is te zien dat een leerling passend onderwijs heeft genoten?
Dit is waar te nemen aan een drietal indicatoren die samen de respons op de leerroute vormen: vaardigheidsgroei, leerdoelbeheersing en betrokkenheid. Deze respons wordt bij voorkeur per halfjaar gemeten. Is de respons voldoende, dan geldt: ga door met wat je deed! Er is dan in de onderwijsbehoeften voorzien en meer toetsen, onderzoeken etc. is dan echt niet nodig. In de praktijk zal het overgrote deel van de leerlingen een voldoende respons op de leerroute hebben, aangezien het onderwijs eerst op schoolniveau en daarna op groepsniveau passend werd gemaakt. Is de respons onvoldoende, dan is het zaak te onderzoeken welke specifieke onderwijsbehoeften de betreffende leerling heeft en hoe hier het beste (individueel) op ingespeeld kan worden.

Publicatie

Download de publicatie ‘Zes uitgangspunten van Opbrengstgericht Passend Onderwijs’ van onze trainingspartner Helder Onderwijsadvies.